Tijdens de renovatie van de loswal ontdekt men twee stroken van beton tussen de authentieke klinkers. Onmiddellijk wordt het werk stil gelegd en de archeologische dienst ‘werken aan het water’ wordt ingeschakeld.
Een gepensioneerde boer die iedere dag met zijn busje de ronde doet, stopt en vraagt wat er aan de hand is. De leidinggevende van het project vraagt: “Weet u wat dit is?” en hij wijst op de twee vreemde stroken.
“Jazeker, daar reed de zilverkleurig bietenkraan van de Beta op”. “Beta…?” vraagt de leidinggevende. De ogen van de boer gaan glimmen en hij gaat op een bankje zitten. Er komen allemaal mensen om hem heen zitten en hij begint…
“In het begin van de jaren 50 veranderde in de herfst deze loswal in een woud van boerenwagens met paarden en trekkers en vooral van verschillende boeren: grote, kleine, dikke, dunne…, maar allemaal met hetzelfde product suikerbieten!
Aan de loswal lag dan een hele rij bietenschepen klaar met geweldige namen: ‘De Volharding’ ‘Op Hoop van Zegen’ en ‘Wend het Roer’. Je kon de bieten op twee plaatsen kwijt: bij de C.S.M., dat was een particulier organisatie, en de Coöperatieve Beta (nu heten die twee Cosun). De Beta maakte gebruik van die zilverkleurig kraan waar een elektromotor aan hing, de machinist zat in een bedieningshokje halverwege de kraan. Ik vond het altijd een wat saaie kraan. Het overslagschip van de C.S.M. had veel meer charme, maar dat vertel ik straks wel.
Eerst moesten al die bietenwagens over de weegbrug. In een hokje zat een vrouw waar je niet om heen kon. Op een groot papier werd bijgehouden hoeveel je al geleverd had. Er was een houten rekje waarin ieder boer een vakje had en daar lagen de weegbriefjes, kartonnen strookjes waar handmatig het gewicht op gedrukt werd en dat in drievoud. Iedereen had ontzag voor de weegvrouw, het hokje met straalkachel zonder toilet en stromend water was haar paleis. Ze hield van haar werk, het was een bewogen vrouw. Ze kende haar boertjes van buiten! Als ze in de gaten kreeg dat een akkerbouwer de kluit belazerde, stormde ze naar buiten en gaf hem de volle laag. Tussen de middag hing er een papier: ‘Weegvrouw is eten…!’
Voordat je mocht lossen, moest je eerst langs de tarreerder, iemand zonder vast werk, maar wel los vertrouwd. Hij tarreerde altijd aan dezelfde kant, de boeren zorgden er dus voor dat daar schone bieten lagen zonder bladresten. De tarreerder prikte met een schroevendraaier bieten van de wagen en stopte ze in een zak met nummer en naam. Opvallend was dat de boeren hem graag wilden helpen met bieten uitzoeken en altijd klaarstonden met sigaren en andere gerelateerde artikelen.
Ik zie het nog voor me. Van de Oosterringweg kwam een prachtig span paarden met twee wagens keurig opgestapelde bieten de brug oprijden richting weegbrug. De Hofnar rokende boer bracht de wagen tot stilstand. “Mooie paardjes”, zei een klein jongentje vol ontzag. “Mooie paardjes?? Beste paarden zul je bedoelen” en hij gaf een klap op de bil van de Belg, die een bosje haar, wat vroeger een staart was, optilde en de weegbrug veranderde in een schuimende massa die verdween tussen de kieren van de pas gecarboleumde planken van weegbrug.
Bij het lossen moest je precies onder de haken van het overslagschip rijden, de aanpikkers haakten vliegensvlug de netten vast. Het overslagschip kreunde, maakte slagzij en in een ommezwaai hing het volle net boven het ruim van het schip dat ernaast lag. Precies op tijd werd het net los geklikt en met donderend geweld viel het volle net in het lege ruim. Het geluid echode over het bruine, wat muf ruikende water, het geluid was zo vertrouwd dat de meeuwen er niet van op keken. Een weeïge geur van bloedende bieten steeg op uit het ruim van het schip. De schippersvrouw van het 156 ton metende binnenvaartschip hing onverstoord de was op.
Als je handig was, kon je de grond van de bodem van de wagen in het andere net scheppen voordat het lege net er weer aankwam.
Het ging niet altijd goed en dan bleef het net haken en nam het schot van de wagen mee. Een enorme vloek schalde over het water, zo hard, dat de katholieke Brabanders er stil van werden.
Het mooiste was als je op het volgende schip moest wachten, omdat de voorgaande vol was. De wachtende boeren verzamelden zich dan in het tarrahok waar een oliekachel de ruimte verwarmde. De natgeregende, verkleumde, rokende en hoestende boeren stonden dicht op elkaar en vertelden sterke verhalen over tonnen, over tarra en suikergehaltes. Verhalen die ik naar binnen zoog om ze nooit meer te vergeten.
Diep in herfst werd de loswal een glibberige glijbaan, de vette klei van de Burchtweg maakten de wegen onbegaanbaar. Aan het eind van de campagne bracht een enkel zandboertje zijn laatste bieten en dan werd het stil en het bleef stil. Langzaam verdween het laatste schip in de mist.
Alleen de stenen van deze loswal bewaren een verhaal van een tijd die nooit meer terugkomt. Een tijd die niet in een net te vangen is. Maar alles is echt gebeurd…ik weet het zeker…, want die jongen was ik!”
Joos Vos
Afbeeldingen
Naar het nieuwsoverzicht